Sjpraekend | Rob Benders
Vorig jaar begon ik vanuit het Hoes veur ‘t Limburgs mijn rondgang langs organisaties die zich bezighouden met dialect en meertaligheid. De meerwaarde van de inzet van twee of meer talen werd me de afgelopen jaren duidelijk bij het maken van een eigen kunstboek en het ontwikkelen van lesmateriaal voor het onderwijs en bij het verzorgen van workshops in bijvoorbeeld musea. Van dichtbij ervaar ik hoe leuk het vooral is om mijn eigen kinderen hun weg te horen vinden in het Nederlands, Tegels en Engels.
Als verbinder vanuit ’t Hoes ontmoet ik mensen die zich dagelijks met passie en toewijding inzetten voor het dialect en meertaligheid. Wat ik als verbinder van deze mensen hoor is dat met regie al dat potentieel beter benut kan worden.
De een ontfermt zich over het functioneren van een app, de ander over de inzet in de les. Weer een ander denkt hardop na over hoe een zorggroep kan worden ondersteund of hoe de ene culturele organisatie iets kan leren van de andere. Enkele kilometers verderop rolt een kersverse toeristische brochure van de pers. Ziel en zaligheid liggen bloot in een volgende radioshow. Een bonte mix van klankkleuren wordt in een rap verwerkt. Tegelijkertijd wordt het programma van de Kinderboekenweek gepresenteerd en worden de contouren zichtbaar van een buitenschools programma voor de allerkleinsten. De socialmedia-expert. De docent. De beleidsmaker. De cultuurcoach. De vormgever. De radiomaker. De jongerenwerker. De biebmedewerker en de coördinator BSO. Zij wringen zich, vaak als vrijwilliger, in allerlei bochten om inspirerende toepassingen van de Limburgse taal met al haar dialecten in hun dagelijkse praktijk te brengen. Vaak gebeurt dit in combinatie met het Nederlands of een andere thuistaal.
Hun dagelijkse praktijk is ook die van jou en mij. Logisch, zou je zeggen voor iemand die al z’n hele leven dialect spreekt, denkt, doet en droomt. Maar in mijn rondgang langs deze aanjagers werd mij duidelijk dat het niet zo vanzelfsprekend is om ‘zomaar even’ over te stappen van het Nederlands naar het Limburgs. Er gelden vaak ongeschreven wetten van beleefdheidsvormen, regels op een werkvloer, identiteitskwesties, timing en de onverharde scheidslijn van inclusiviteit versus uitsluiting. Toch is de meerwaarde van het gebruik van een dialect en meertaligheid al vaak aangetoond. Voorbeelden hiervan zijn publicaties en kasten vol met spellen, sprookjes en stripverhalen in het Limburgs. Overheden juichen educatieve projecten toe. Het is dus niet vreemd dat al deze mensen hun stinkende best doen om hun initiatieven vorm te geven. Ieder binnen zijn of haar eigen bereik, op een eigen manier met eigen middelen en mensen. Precies daar wringt de schoen volgens diezelfde betrokkenen.
Niet dat hun aanpak niet succesvol is, integendeel. Maar met het vaak jarenlang binnen de eigen gelederen manoeuvreren blijven mogelijkheden onbenut en worden samenwerkingsverbanden niet gelegd. Succesvolle projecten krijgen geen vervolg en al dat lesmateriaal wordt sporadisch gebruikt. Tel daarbij op dat men soms ook tegen de grenzen van de eigen capaciteit aanloopt. De roep om regie is groot. Een rol voor het Hoes veur ’t Limburgs; dé plek waar alle kennis en expertise omtrent de Limburgse taal samenkomt. Waar verbindingen ontstaan, uitwisseling plaatsvindt en waar initiatieven provinciaal worden ingebed. Fijn om daar als verbinder een bijdrage aan te kunnen leveren.