Sjpraekend | Ton Meisen
In deze rubriek gaat verbinder Rob Benders in gesprek mensen uit het veld die zich inzetten voor de Limburgse taal.
Van huis uit, in Sittard, was het vanzelfsprekend dat er dialect werd gesproken. In de zaak van zijn ouders sprak men hooguit Nederlands als er een voorname klant kwam, zoals de directeur van de DSM. Ton Meisen was toen met andere zaken bezig. Alle aandacht ging als klein menke namelijk uit naar zijn trommeltje.
Deze werd hem tijdens de vastelaovend omgehangen door leden van ’t Hermenieke. Zij namen hem mee in de optocht. ‘Maar alleen als ik thuis werd opgehaald en ook weer netjes werd teruggebracht’, vult Ton aan. Na afloop van de optocht stond hij op een stoel of op de vensterbank van één van de cafés ijverig mee te trommelen met de harmonie. ‘De straatcarnaval, met in het bijzonder de vele liedjes in mijn eigen dialect, maakte diepe indruk’, zegt Ton.
De vastelaovend bleek van grote invloed op de rest van zijn muzikale ontwikkeling. Het trommeltje maakte plaats voor een trompet, tuba en schuiftrombone. Deze speelde hij in de WW Band, de kolderieke dialectgroep waarvan hij sinds 1982 deel uitmaakt. ‘We speelden nummers van UB40 en al snel werd ik zanger, uiteraard vanaf dat moment in het dialect’, zegt Ton. Later trad hij, inmiddels met een ventieltrombone, toe tot de Janse Bagge Band, die met ‘Sollicitere’ al een landelijke dialect hit scoorde. Vanaf het podium ziet hij wekelijks hoe tieners moeiteloos meezingen. Hun ouders zijn er ook, ze staan wat dichter bij de bar. Maar het zijn veelal hun grootouders die het dialect aan hun hebben doorgegeven. Vanzelfsprekend, zoals vroeger bij Ton thuis. ‘Die vanzelfsprekendheid lijkt er vanaf’, zegt hij. Sterker nog, hij is sceptisch over de toekomst van het dialect. ‘Als de ouders hun eigen kinderen het dialect niet bijbrengen en als het op school niet gesproken wordt, waar moet het dan nog gebeuren? Op de kinderopvang zou de voertaal al Limburgs moeten zijn, want daar pikken kinderen dit het makkelijkst op’, vervolgt Ton.
Achter de schermen is hij bezig met een nieuw evenement: De Sjatkis. Een harmonie uit Sittard en een harmonie uit Geleen zullen op één avond de mooiste dialectliedjes uit beide voormalige gemeentes spelen. Wéér een initiatief om dialect onder de aandacht te brengen bij jongeren? ‘Helemaal niet’, zegt Ton. ‘Hier geldt de wet van een lach en een traan en de herkenbaarheid van de liedjes’, vervolgt hij. ‘Die is universeel en voor alle leeftijden’.
De dialectambassadeurs anno nu zijn populair op social media. Via YouTube-live zijn we ten tijde van ons gesprek getuige van een processie in Malaga, Spanje. Ieder kind droomt daar om zelf ooit te mogen meelopen. Het bloedfanatiek doorgeven van cultuur en taal van generatie op generatie is voor Ton desgevraagd geen oplossing. ‘Ik zie wel dat mensen die oorspronkelijk uit Sittard komen vanuit de hele wereld even terugkeren voor de jaarlijkse Sint Rosaprocessie in augustus,’ zegt Ton. Net zo hard genoot hij van de Kwante Kaketoes; de Molukse gemeenschap die de Venlose optocht dit jaar kleur gaf. Toch weer de vastelaovend. Dan kent dialect geen grenzen.